Workshop "Meerwaarde door mijn kracht" - NVDA

Workshop “Meerwaarde door mijn kracht”

Docent Geert Haentjens gaf een workshop aan de doktersassistenten van jeugdgezondheidszorg van GGD Fryslân. Met de roos van Leary nam Geert de doktersassistenten mee in hun eigen gedrag. Hij heeft er een verslag van geschreven.

De tekst is ook op de website van Geert Haentjens te lezen.

Meerwaarde door mijn kracht!

Een dagdeel samenwerken met de doktersassistenten van jeugdgezondheidszorg Fryslân.

Er is een nijpend tekort aan Jeugdartsen in Nederland. Gezien de grote nood aan preventie voor onze toekomstige generaties, een zeer kwalijke zaak. Een deeloplossing voor dit gemis is het delegeren van taken naar collega’s die hiermee in hun functie kunnen groeien.

Doktersassistent 1.0, 2.0 en 3.0

De doktersassistenten (DA) in de Jeugdgezondheidszorg evolueren in hun functie dan ook gelijkaardig aan wat we observeren in huisartspraktijken, gezondheidscentra en poliklinieken.

De ‘Doktersassistent 1.0’ nam de telefoon en de agenda van de arts voor haar rekening en verzorgde de administratie piekfijn. In de Jeugdgezondheidszorg betekent dit nog steeds dat de DA het agendabeheer van haar team ter harte neemt: haar eigen planning en de planning van de verpleegkundigen en de jeugdarts(en) bv. van schoolbezoeken en spreekuren. Veel kans dat de klant haar vriendelijke stem als eerste aan de telefoon hoort.

Daarnaast kreeg de ‘Doktersassistent 2.0’ eigen medisch-inhoudelijke verantwoordelijkheden. In de Jeugdgezondheidszorg triageert de DA: wat kan ze zelf oplossen, wat vraagt de aandacht van de verpleegkundige of de jeugdarts of moet nog anders verwezen worden? Tijdens haar eigen spreekuur adviseert ze ouders en kinderen m.b.t. lichaamsgewicht of spoort bv. aan om te stoppen met (passief) roken. Ze geeft voorlichting over nog een hele rits andere thema’s: mondzorg, hygiëne, hoofdluis, sport en vrije tijd. Ze is ook waakzaam voor eventuele signalen van kinderverwaarlozing of -mishandeling. Ze assisteert wanneer nodig de arts tijdens zijn consult.

Samengevat is ze de vertrouwenspersoon in de eerste lijn voor preventieve jeugdgezondheidszorg.

Nu groeit de ‘Doktersassistent 3.0’ uit tot de medische professional die medeverantwoordelijkheid neemt voor het medisch-inhoudelijk, kind- en ouder-vriendelijk, organisatorisch en bedrijfseconomisch succes van haar afdeling binnen de GGD.
Ze is immers verantwoordelijk voor vlotte en correcte planning opdat er efficiënt kan gewerkt worden. Ze ontzorgt haar collega’s opdat ze de vele psychosociaal en medisch-inhoudelijk vaak ingewikkelde klussen voor hun rekening kunnen nemen. De DA beïnvloedt de ketenpartners opdat alle kinderen voldoende in beeld komen, ze zorgt ervoor dat de ouders zich gehoord voelen…

Het is geen toeval dat we de woorden ‘medeverantwoordelijkheid’ en ‘succes’ hanteren. De DA is niet het hulpje, ze is een autonoom functionerende professional. Ze doet niet zomaar wat, neen, ze werkt toe naar het succes van jeugdgezondheidszorg in de regio. En daarvoor neemt ze mede de nodige initiatieven.

Om deze evolutie/transitie in haar functie succesvol te realiseren is toenemende medisch-inhoudelijke en psychosociale kennis en ervaring noodzakelijk. Vandaar ook intensieve vaktechnische nascholing. Maar niet alleen dat: van doktersassistenten wordt een “Can do”-houding, en de bijbehorende communicatieve en denkvaardigheden, verwacht.

De Roos van Leary

De Roos van Leary, een vereenvoudigd circumplex model, geeft een systematisch en visueel overzicht van deze verwachtingen.

  • Leiden: niet alleen is het team van jeugdarts, jeugdverpleegkundige en doktersassistenten een zelfsturend team (wat heel wat initiatief en verantwoordelijkheidsgevoel veronderstelt bij iedereen), ook zal de DA heel wat organiseren en regelen m.b.t. bezoeken, consulten, verwijzingen, overleggen… Hoe met de glimlach op het gelaat invloed krijgen op de omgeving?
  • Helpen: de DA wordt geacht om bv. ouders zelf hulp aan te bieden om preventieve acties te ondernemen. Daarbij streeft ze bv. naar grotere bewustwording van de negatieve gevolgen van het over- of ondergewicht van kinderen. Ze initieert het gesprek over de gevolgen van minder goede gezichtsscherpte die ze meet (ook als die gevolgen nog niet merkbaar zijn in het dagelijkse leven)…
  • Meegaan: de DA is de spil geworden in het team en de contacten met de ouders en kinderen. Zij gaat in op alle verzoeken van haar collega’s, partners in de keten en de ouders of kinderen.
  • Volgen: ze volgt de werkwijzen, protocollen zoals afgesproken in het team; en dat niet alleen m.b.t. het Coronabeleid. 😉
  • Terugtrekken: als de DA een paar pittige telefoontjes moet doen of een klus die heel veel concentratie vergt, is het goed dat ze “ik ben er, maar nu even niet” hanteert en zich afzondert.
  • Niet akkoord gaan: het is constructief voor de jeugdgezondheid dat een DA in twijfel durft te trekken dat “ons dochtertje alleen maar wat mollig is” als de BMI-cijfers iets anders aanduiden.
  • Aanvallen: het is noodzakelijk dat de DA voldoende discipline tijdens consulten kan handhaven, zowel bij kinderen als de begeleidende ouders. Ze zal de “puntjes op de i” zetten hoe zich correct te gedragen.
  • Concurreren: het is terecht dat de DA trots is op de goede prestaties van het team, de bijdrage aan de regionale volksgezondheid.

Elk van bovenstaande gedragsvormen kunnen te weinig, passend of te veel worden in praktijk gebracht.

Bijna alle mensen kunnen elk van de acht gedragsvormen minstens een beetje in de interacties met anderen authentiek en prettig uitdrukken. De meeste mensen herkennen een of twee vierde delen van de cirkel als wat bij hen het meest prominent ontwikkeld is, wat voor hen “thuiskomen is” in gedrag, wat authentiek bij hen hoort. De meeste mensen herkennen ook een vierde deel (soms twee) van de cirkel dat voor hen lastig is: het vraagt veel aandacht, inspanning, het voelt lastig… het spoort minder in de passende situatie.

Samengevat

Onderzoek toont ook aan dat het gedrag van mensen in hoge mate voorspelbaar is: meer dan 95 % van de acties-reacties lopen parallel met de verticale as in de Roos. Bijvoorbeeld, als de Doktersassistent tijdens het consult iets passend instrueert (=groen leidt), op een passend moment en op een passende manier dan is er bijzonder veel kans dat het kind of de ouder daar meegaand of volgzaam op reageert (m.a.w. van actie rechtsboven in de Roos naar reactie rechtsonder). Als, om dit verzoek uit te voeren, de ouder een passende vraag naar informatie stelt, op een passende manier en op een passend moment (=zich afhankelijk opstelt, onder in de Roos, om te doen wat SAMEN tot succes leidt) zal de DA daar graag hulp bij bieden (van actie rechtsonder in de Roos naar reactie rechtsboven).

Wanneer de DA op een te scherpe toon “de puntjes op de i zou zetten” (=oranje of rood aanvalt, actie linksboven in de Roos) is er veel kans dat de gesprekspartner linksonder (defensief, “Ja, maar…”) reageert. Wat kans biedt op een escalatie in agressie (rood links boven in de Roos).

De Roos van Leary is dus een instrument om, bv. als DA, systematisch je sterktes te herkennen en hints op te pakken waarin te ontwikkelen. Dat ontwikkelen kan bv. in het geven van sturende feedback, of slecht nieuws brengen, of elegant-assertief “neen” te zeggen of grenzen te stellen…

Wat bijvoorbeeld bij volgende casuïstiek?

  • Het slechtziend kind met ongeïnteresseerde ouder
  • Rookt uw kind passief mee?
  • Het onrustige kind

Het onrustige kind

Ouders vullen voorafgaand aan het jeugdgezondheid onderzoek een vragenlijst in. Daarin beschrijft de ouder diverse aspecten van de somatische en psychosociale gezondheid van het kind. Zo kan de ouder bijvoorbeeld aangeven of het een rustig, voldoende beïnvloedbaar kind betreft. Wanneer de ouder daarop positief antwoordt en de doktersassistent stelt vast dat het kind tijdens het consult overal aan en op zit, niet luistert naar de verzoeken van de DA… dan helpt de Roos van Leary je op minstens drie verschillende manieren.

1. Hoe neem je de onwetendheid, weerstand of het risico-gedrag bij het kind en de ouder waar?

Dit is als DA de rust nemen om “groen” de “niet akkoord gaan”- positie in te nemen en te beseffen dat in deze situatie bv. de ouder zich onterecht zijn verantwoordelijkheid niet neemt: “rood” in terugtrekken)

  • Geen correctie door de ouder van het gedrag van het kind
  • Ontkenning door de aanwezige ouder (“Dat doet ie anders nooit!”)
  • Bagatelliseren door de aanwezige ouder of het goed praten ervan

2. Wat doe je NIET? (want de Roos van Leary beschrijft een zeer groot risico op doorschietgedrag en escalatie bij de ander)

  • Je gaat als DA niet (ver)oordelen (=rood gedrag van aanvallen)
  • Zeggen dat het gedrag je irriteert (=als DA zal je dan nog weinig kans hebben op aansluiten, meegaan van -en daardoor met- de ouder)
  • Niet laten merken dat het afwijkend is (dan vertoon je als DA een gedragstekort op groen ‘aanvallen’)
  • Niet zitten zuchten en steunen (dit is typevoorbeeld van passief-agressief gedrag, het rood gedrag linksonder in de Roos van Leary)

3. Wat doe je WEL?

  • Feiten benoemen (“Ik zie dat Benjamin niet doet wat ik hem vraag en druk overal aan en op zit.”). Dit is groen “aanvallen”.
  • Herkennende vragen stellen ter verheldering (“Is dit iets dat u nog wel eens bij Benjamin ziet?”). Dit is groen uitnodigen om mee te gaan in het gesprek
  • Praktische gevolgen benoemen (“Dit zorgt ervoor dat het nu niet mogelijk is deze tests goed uit te voeren.”)
  • Vragen wat je voor de ouder kan betekenen: dit is groen te hulp schieten in de Roos.
  • Open staan voor de reactie van de ouder (= meegaan in de leefwereld van de ouder)
  • Wanneer nodig: toekomstig contact openhouden (“Als u zou merken dat Benjamin het lastig heeft om te doen wat men hem vraagt, kan u altijd met mij terug contact opnemen.” En “We moeten tevens een vervolgconsult inplannen om binnenkort de tests wel goed uit te voeren.”)

Besluit

Inzicht in de Roos van Leary en de oefening met de bijbehorende vaardigheden geeft meer psychologische rust om zo initiatief en verantwoordelijkheid te nemen, zich nog meer complementair in het team te kunnen opstellen, effectiever te zijn bij het beïnvloeden van ketenpartners, ouders…

Zie ook